Als Gods medewerkers sporen wij u dan ook aan:

laat de goedheid die Hij u bewijst niet tevergeefs zijn. God zegt:

‘Wanneer de tijd daarvoor gekomen is, luister Ik naar je, op de dag van de redding help Ik je.’ Nu is de tijd daarvoor gekomen, nu is de dag van de redding. Om onze verkondiging niet te schaden, geven wij niemand ook maar enige aanstoot. We willen juist laten zien dat we dienaren van God zijn, door altijd te volharden:

in tegenspoed, nood en ellende, onder lijfstraffen, in gevangenschap en onder volkswoede, onder zware inspanningen, slaapgebrek en honger, door oprechtheid en kennis, door geduld en vriendelijkheid, door de gaven van de heilige Geest en ongeveinsde liefde, door de verkondiging van de waarheid en de kracht van God. We vallen aan en verdedigen ons met de wapens van de gerechtigheid, we worden geëerd en gesmaad, belasterd en geprezen. We worden bedriegers genoemd maar spreken de waarheid, we zijn vreemdelingen maar toch bij iedereen bekend, we sterven maar toch leven we, we worden gestraft maar niet ter dood veroordeeld, we hebben verdriet maar toch zijn we altijd verheugd, we zijn arm maar toch maken we velen rijk, we bezitten niets maar toch hebben we alles. Wij zeggen u dit alles ronduit, Korintiërs, want wij hebben u in ons hart gesloten. Niet wij schieten in onze genegenheid voor u tekort, maar u in uw genegenheid voor ons. Nu dan, ik vraag u alsof u mijn eigen kinderen bent:

sluit op uw beurt ons in uw hart.

Loading

0Shares